Vingerwijzingen (Over de doden niets dan goeds)
(een al te kort verhaal, eigenlijk, bij nalezen. Het mocht maar 800 woorden zijn en kort is mijn kracht (nog) niet altijd. De karakters krijgen daarom wat weinig ruimte. Maar hé, de opdracht was dan ook om een familie rond een tafel tijdens het eten te beschrijven. Het schrijven bracht zoveel plezier – ik hou van vilein, is dat ooit opgevallen? – dat ik hem toch deel, ook omdat een aantal van deze karakters misschien ooit nog terug komen in een roman.)
Vingerwijzingen (Over de doden niets dan goeds)
‘Vrouwen overspelen hun hand.’ Boris kijkt hoe zijn zus de serveerlepel door het korstje van de aardappelpuree heen duwt. ‘Dat is gewoon zo. Zo’n vrouwenquotum is ontzettend gevaarlijk. Daarom ben ik lid geworden.’ Zijn wijsvinger streelt een ingeweven fleur-de-lis in het tafellaken. Nu de zesde stoel voor de gelegenheid op de gang is gezet en ze allemaal een beetje zijn opgeschoven, bekruipt hem het idee dat de tafel is gegroeid. De ruimte om hem heen is te groot geworden, hij moet harder praten.
‘Ach, Boreaaltje, geef je de spruitjes even door? Die vindt je grote leider ongetwijfeld toch haram. Vééls te milieuvriendelijk.’ Celeste veegt met haar middelvinger een klodder van de serveerlepel op haar bord en legt hem voor zich op tafel. Ze blijft Boris aankijken terwijl ze haar vinger, die recht omhoog steekt, minutieus schoon likt.
Onder haar Liesbeth List-coupe trekt de mond van oma zich samen, de rimpels erboven trekken scheurtjes in haar lipstick. Een grote robijn aan haar ringvinger flonkert in het kaarslicht als ze met haar lepel naar Boris wijst. De beweging van haar arm jaagt niet alleen een wolk patchoeli over de tafel, maar ook een flutje appelmoes naar het laken erop. ‘Wij hebben gevochten voor gelijke rechten. In mijn tijd..’
‘Ja, grootmoeder, we weten het. U stond op de Dam uw bh te verbranden. Ik kan alleen maar hopen dat de details ons dit keer bespaard blijven.’
De appelmoes is geland in de buurt van de serveerlepel, al eerder vastgekleefd. Mirjam vraagt zich af of haar schoonmoeder het echt niet ziet of dat ze er straf mee uitdeelt. Ze sluit even haar ogen, trekt dan de serveerlepel los van het laken, legt hem bij de puree en schuift met een schaal. ‘Neem wat spruitjes, ma.’
‘Nee dank je. Ze piepen als ik er in bijt, heel onprettig. Bovendien moet ik ervan winden.’
Mirjam buigt zich naar haar man toe en trekt werktuiglijk het kraagje van zijn polo omhoog. ‘Je moeder werkt alleen zoetigheid naar binnen,’ fluistert ze, ‘er komt weer niets zinnigs uit. Heb je haar kamer gecontroleerd?’
‘Geen vloeitjes, niks. Wel een envelop met een paar honderd euro erin. Oefen maar op een dankbaar gezicht, voor als ze aan het verdelen slaat. Waarom vraag je haar niet gewoon of ze iets mee heeft gesmokkeld, als het je hoog zit?’
‘Alsof je moeder mij ooit eerlijk antwoord zou geven. Ik, de trut die zwanger raakte. Als ik naar haar had geluisterd, had ik Celeste laten weghalen en waren wij nooit getrouwd.’
‘Ik heb er geen seconde spijt van gehad, schat. En jij?’
‘Ik wil die rotzooi niet in mijn huis. Is dat teveel gevraagd?’
Na het wegkauwen van de randjes resteert op het bord van Celeste een al te bloederige vleessmurrie. Ze prikt erin en deponeert het pakketje bij haar broer. Een spettertje vliegt tegen zijn hagelwitte overhemd, maar hij ziet het niet. ‘Hier. Maak er een selfie mee. Als je het bloed een beetje lekker over je kin laat stromen, zit je zo in het partijkader.’
‘Eerst afstuderen, lieve Cyniste.’
‘Heb je je studie weer opgepakt, Boris?’ Mirjam’s pink glijdt langs het parelsnoer in haar hals. ‘Wat fijn. Heb je iets nodig?’
‘Lief dat je het me vraagt Mammaloe,’ antwoordt Celeste. ‘Mijn derde jaar is best lastig. Maar als studie geldt Rietveld zeker niet?’
‘Slachtofferschap staat je niet, net zo min als dat vlekkerige geval wat je voor de gelegenheid uit de wasmand hebt getrokken. Je broer probéért in ieder geval iets te worden.’
‘Sterker nog, mama, ik ben manager geworden, op het callcenter. Ik geef nu leiding aan de andere werkstudenten.’
‘Iedereen is tegenwoordig manager. Echt iedereen. Behalve jullie vader.’ Mirjam rolt met precieze bewegingen een reepje vlees rond haar vork.
‘Hoe vinden jullie het lam?’, zegt vader. ‘Slagerij van Wijk haalt het van Texel. De muntsaus is zelf gemaakt.’
Oma trekt Celeste naar zich toe en legt een envelop op haar knie. ‘Niet naar je moeder luisteren.’ Ze kijkt snel opzij, maar Mirjam schenkt zich wijn bij en hoort haar niet. ‘Tof dat je een zakje voor me wilde halen. Draai je er straks nog een voor me? Roken we hem samen op.’
‘Goed idee, Omi!’
‘Worden hier aan tafel de contouren van een feministisch masterplan bekonkeld, grootmoeder? Heeft u Hedy en Neelie al gebeld?’
Terwijl Boris grinnikend zijn lam door de muntsaus trekt, schieten de vingers van Celeste over haar telefoon. ‘Hennaheks over de brug. Dikke envelop. Party-iee! Duik zo toilet in om te tellen. Xxx.’
Vader tikt zijn duimnagel tegen zijn glas. ‘Ik onderbreek de gezelligheid voor een toast op Henk.’ Hij kijkt omhoog. ‘Twee jaar alweer, pa. We mogen onze handjes dichtknijpen dat we jou als echtgenoot, vader en opa hebben gehad.’
Vijf glazen, vijf handen gaan de lucht in. ‘Proost. Op Henk!’, roept de familie in koor.